
De verduurzaming van schoolgebouwen is noodzakelijk, maar er heerst nog enige verwarring over de wetgeving die bepaalt waaraan schoolgebouwen precies moeten voldoen volgens Europese en nationale regelgeving. Deze onduidelijkheden mogen de voortgang van verduurzaming niet vertragen. Dit meldt de PO-Raad.
Het ministerie van Volksgezondheid en Ruimtelijke Ordening (VRO) heeft onlangs verduidelijkt dat bekostigde schoolorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs niet vallen onder de definitie van ‘overheidsinstantie’ zoals deze is geformuleerd in de Europese Energy Efficiency Directive (EED). Hierdoor vallen schoolgebouwen in het funderend onderwijs niet onder de verplichtingen van de EED. Dit komt doordat de wet bepaalt dat schoolorganisaties verantwoordelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de gebouwen.
Gelijke behandeling van schoolgebouwen
Er is bezorgdheid over het feit dat schoolgebouwen die volledig in gemeentelijk eigendom zijn, anders behandeld worden dan schoolgebouwen waarvan het onderhoud onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur valt. Om deze reden is besloten dat ook gemeentelijke schoolgebouwen worden uitgesloten van de reikwijdte van de EED. Dit besluit voorkomt dat gemeentelijke gebouwen voorrang kunnen krijgen in integrale huisvestingsplannen, terwijl alle schoolgebouwen voor leerlingen en onderwijspersoneel gelijk behandeld moeten worden.
De PO-Raad en de VO-raad, de sectorverenigingen voor het primair en voortgezet onderwijs, pleiten ervoor om schoolgebouwen altijd als overheidsgebouwen te behandelen. De maatschappelijke verantwoordelijkheid voor toekomstbestendige onderwijshuisvesting ligt immers bij de gemeenten. De zorgen zijn dat het uitstellen van de verduurzaming van schoolgebouwen de opgave alleen maar duurder en moeilijker uitvoerbaar maakt.
Verplichtingen vanuit de EPBD
Hoewel schoolgebouwen niet onder de EED vallen, zijn zij wel onderworpen aan de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). Deze Europese richtlijn verplicht lidstaten om eisen te stellen aan de energieprestatie van utiliteitsgebouwen, waaronder scholen. Concreet betekent dit dat de slechtst presterende 16% van de gebouwen in 2030, en 26% in 2033, boven een nog vast te stellen minimumniveau moeten worden gebracht.
De sectorverenigingen pleiten ervoor om geen labelstappen te hanteren, maar om uit te gaan van daadwerkelijk energieverbruik. Schoolgebouwen moeten direct streven naar het einddoel voor 2050: duurzame, gezonde, inclusieve en betaalbare gebouwen die zich aanpassen aan de behoeften van onderwijs.
Duidelijkheid en samenwerking
Hoewel in de EPBD ook naar de EED wordt verwezen, geldt voor ‘openbare gebouwen’, waaronder schoolgebouwen, een specifieke regeling. Dit biedt duidelijkheid voor scholen, gemeenten en het rijk en stimuleert hen om samen te werken aan duurzame onderwijshuisvesting. De verduurzaming van schoolgebouwen blijft een urgente en belangrijke opgave die de kwaliteit van het onderwijs en de toekomstbestendigheid van onderwijsinstellingen ten goede zal komen.
Door: Nationale Onderwijsgids / Fleur Zomer