Voor de nieuwste aflevering van onze podcast Spreekbeurt gingen wij in gesprek met Simon Cageling, manager MVO van FC Groningen. Op dinsdag 29 oktober kon je al een beetje lezen waar de podcast over gaat, namelijk over de verschillende programma’s waar leerlingen aan mee kunnen doen.
Simon Cageling stuurt het team van Stichting FC Groningen in de Maatschappij aan. Met dat team bieden ze allerlei verschillende programma’s aan die gericht zijn op bewegingsarmoede en de strijd hiertegen. “Want bewegingsarmoede is een groot probleem”, aldus Cageling.
Bewegingsarmoede is een sluimerende pandemie, het valt dus eigenlijk niet zo veel op. “Als je als kind te weinig beweegt, dan merk je misschien wel problemen in het dagelijks leven. Maar op oudere leeftijd ga je de effecten daarvan echt herkennen. En daar willen wij als FC Groningen de strijd mee aangaan.”
Meer bewegen tijdens de schooldag
FC Groningen organiseert verschillende soorten programma’s. Daarbij willen ze mensen via kracht van topsport bij elkaar brengen en in beweging krijgen. Het Meer & Beter Bewegen-programma gaat voornamelijk over meer bewegen tijdens de schooldag. “Kinderen zitten tijdens een schooldag veel te veel, maar ze moeten wel omdat ze lessen krijgen.” Cageling legt uit dat ze het programma Bewegen op School hebben ontwikkeld. “Wij vinden namelijk dat kinderen tijdens de schooldag gewoon moeten bewegen. Helaas is dat nog niet zo gewoon, want in een reguliere onderwijsdag zit nog veel te weinig beweging.”
En dat is best vreemd, aangezien er onderzoeken bekend zijn waarin de cognitieve prestaties van kinderen omhooggaan op het moment dat ze meer gaan bewegen gedurende de dag. Kinderen onthouden dingen dan beter. “Wij proberen met het programma dat bewustzijn te creëren bij kinderen en hun ouders, maar ook bij de school zelf en de docenten. Daarom geven wij school tour clinics voor leerlingen. Zij komen zo ook in aanraking met FC Groningen en zien hoe leuk sport en bewegen is.”
Wat Cageling zelf voor zou stellen is dat het bewustzijn omhooggaat en kinderen elk halfuur bewegen. “De ene keer kan dat een minuut duren en de andere keer is dat intensiever. Bijvoorbeeld vaker gymmen tijdens de schoolweek. Dat je dan tijdens de pauze met het zweet op je voorhoofd staat, zo intensief was de gymles.”
Druk op de leraren
Het grootste obstakel is niet per se de leraar, zij willen vaak wel meer bewegen volgens Cageling. Er ligt alleen een onwijze druk op de leraren momenteel. “Ik denk dat het ook iets vraagt van de opleidingen, de pabo-opleidingen bijvoorbeeld.” De leraar hoeft volgens Cageling geen fanatiek sporter te zijn en ook geen gymdocent. “Gewoon meer bewust zijn van wat bewegen met leerlingen doet. En als ze dat ook in opleidingen meegeven, en als de leraar van de toekomst dat begrijpt en toepast, dan is het niet meer dan logisch dat deze bewegen later in zijn lesprogramma heeft zitten.”
Inspirerende gymles
Tijdens de FC Groningen Scholentour geeft een trainer een inspirerende gymles op scholen. Wat is daar anders aan dan bij een gewone gymles? “Het spreekt kinderen sowieso al aan als er een trainer van FC Groningen komt en in zijn trainingspak voor de leerlingen staat. En we laten zien dat FC Groningen niet alleen maar voetbal is. Er zijn genoeg mensen die voetbal leuk vinden, het is tenslotte de populairste sport ter wereld. Alleen vind ik het ook prachtig als kinderen een andere sport kiezen.”
In het programma is er wel een gedeelte dat voetbalgerelateerd is. Kinderen kunnen dan voetballen met de trainers van FC Groningen. Maar er worden meerdere beweegvormen en sporten gebruikt. “40 procent van wat we doen is voetbal en ongeveer 60 procent is een andere sport of beweegvorm.”
Scholen uit Groningen, de kop van Drenthe en Assen
Er zitten zo’n 250 scholen in de regio die meedoen aan de FC Groningen Scholentour. “Eigenlijk willen we op alle scholen aanwezig zijn, dus dat is nu ook onze uitdaging. Maar per schooljaar hebben we nu zo’n 18.000 leerlingen die meedoen aan ons programma.” Alle scholen doen mee, ook scholen voor speciaal onderwijs. “Het zijn allemaal scholen uit de provincie Groningen en inmiddels zijn we ook in Assen en in de kop van Drenthe te vinden.”
Motoriek
Hoe gaat FC Groningen om met kinderen die motorisch misschien niet heel handig zijn? “Wij komen altijd met meerdere trainers bij een groep. Daardoor kunnen we iedereen ook individuele en persoonlijke aandacht geven.” Cageling legt uit dat de motorische vaardigheden van veel kinderen erg slecht zijn. “Dat is echt niet alleen op het speciaal onderwijs zo. Ook in het reguliere onderwijs zie je veel kinderen die echt slecht zijn in bewegen. Ik geef deze clinics al een aantal jaren en ik werk acht jaar bij FC Groningen. Als ik het verschil zie tussen nu en acht jaar geleden, dan zijn de motorische vaardigheden bij kinderen achteruitgegaan. Daarom is het ook goed dat we dit doen.”
Verlengde schooldag
Samen met basketbalclub Donar heeft FC Groningen ook een toekomstprogramma opgestart. Dat programma heeft vooral met de verlengde schooldag te maken. “Scholen vragen ons zelf om een programma van zes weken. Dat doen we soms alleen, maar soms ook met Donar en Lycurgus. Met basketbal en volleybal dus.” Cageling vindt het dan ook mooi dat kinderen in aanraking komen met verschillende sporten. “En tijdens dat programma gaan we zes weken lang met kinderen aan de slag om na schooltijd meer te bewegen.”
De ambitie is er om het programma een heel jaar op scholen uit te voeren. Het is overigens geen verplichting. Kinderen kunnen vrijwillig meedoen aan het programma, dat start al op het schoolplein als de bel is gegaan. “Onze trainers komen naar de scholen toe of naar een voetbalclub of gymzaal in de buurt.” Op dit moment doen zo’n 25 scholen in de regio mee aan het toekomstprogramma. Kinderen, ouders en leraren zijn hier erg enthousiast. “We hebben dan ook een hele leuke groep trainers”, lacht Cageling. “Zij weten hoe ze met kinderen moeten werken en zijn daar ook voor opgeleid.”
Hoe FC Groningen de leerlingen over de streep trekt om mee te doen aan de bewegingsprogramma’s? Dat lees je in ons volgende artikel dat morgen verschijnt.
Door: Nationale Onderwijsgids / Femke van Arendonk