Normal_image_2023-05-31_100610906


Brigit Toebes & Karine van 't Land

Auteurs: prof. dr. Brigit Toebes en dr. Karine van 't Land
De Jeugdzorg (verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) staat volop in de belangstelling. Deskundigen spreken over een crisis in deze drie vormen van zorg, en zelfs van een ‘code zwart’. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal jeugdigen dat jeugdhulp ontvangt al decennialang stijgt. Intussen zijn de organisatorische problemen en de tekorten niet opgelost. De wachttijden blijven onverminderd lang, waarbij opvalt dat het niet altijd de meest kwetsbare kinderen zijn die het eerst geholpen worden. Sinds de invoering van de stelselherziening in januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Doel was om integrale jeugdhulp te bieden op basis van ‘één gezin, één plan, één regisseur’ en tevens om de regeldruk te verlichten en te bezuinigen. Deze doelstellingen zijn niet behaald, zo blijkt bijvoorbeeld uit de ZonMw-evaluatie van 2018 en uit een recent uiterst kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over de jeugdbescherming getiteld ‘Georganiseerde onmacht’.

 

 

Wat gaat er toch mis, en hoe kan het beter? Hoe kijken we hier vanuit het recht tegenaan? Op vrijdag 14 april presenteerde de Vereniging voor Gezondheidsrecht een preadvies over dit thema, getiteld ‘De jeugd, de zorg en het recht’. In deze bijdrage bespreken wij de uitkomsten van dit informatieve boekwerkje en van onze discussies op de vergadering.

Een eerste constatering in het preadvies is dat het Kinderrechtenverdrag een belangrijk anker is voor een juridische analyse van de jeugdzorg. Auteurs Sombroek en Liefaard citeren een uiterst kritische uitlating van het VN-Kinderrechtencomité uit maart 2022. Het Comité constateert dat kinderen met een ernstige psychische aandoening onvoldoende toegang hebben tot gespecialiseerde hulp. Auteurs pleiten voor een ‘integrale kinderrechten-benadering’ met betrekking tot de jeugdzorg. Belangrijke bepalingen voor de jeugdzorg zijn het ‘belang van het kind’ in artikel 3 IVRK, het recht op gezondheid in artikel 24 IVRK, en het recht om te worden gehoord uit artikel 12 IVRK. Volgens de auteurs is het maar zeer de vraag of Nederlandse wet- en regelgeving deze rechten voldoende en op een integrale wijze waarborgt.

Dat de gemeente sinds de stelselherziening een complexe rol heeft, doorklinkt in het preadvies. Er is behoefte aan concentratie, zeker voor gespecialiseerde jeugdhulp. Preadviseur Van der Mersch is niettemin kritisch over het ‘Wetsvoorstel ter verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’ (2020), dat onder meer voorziet in meer regionale samenwerking. Doordat de toegang tot de zorg bij de gemeenten blijft liggen, worden de zorgen over de deskundigheid met de voorgestelde maatregelen niet weggenomen, aldus Van der Mersch. Preadviseur Bruning doet twee concrete voorstellen: regel de meest zware vormen van (gespecialiseerde) jeugdhulp centraal middels de introductie van een Rijks- in plaats van een regionale verantwoordelijkheid én introduceer een tijdelijke voorrangsregeling voor minderjarigen die met jeugdbescherming te maken krijgen.

De wettelijke kaders kennen veel discrepanties, aldus de auteurs. Preadviseur Dörenberg constateert dat de wettelijke kaders voor gedwongen zorg aan jeugdigen een zeer complex geheel vormen. Zij wendt zich tot de wetgever en pleit voor een meer en beter samenhangend aanbod van jeugdhulp met een ‘Wet gedwongen zorg jeugdigen’.

Ook het toezicht ligt onder vuur. Auteurs Antonides, Grijsbach en Hilbers signaleren dat de Jeugdwet een aantal waarborgen uit de Wet (Wkkgz) ontbeert, zoals de vergewisplicht van de werkgever voor nieuwe medewerkers, en de verplichte melding disfunctioneren. Verder kent de Jeugdwet geen verplichting tot aansluiting bij een onpartijdige geschilleninstantie zoals wel geregeld is in de Wkkgz, waardoor er minder laagdrempelige rechtsbescherming is voor jeugdigen en hun ouders. Zij constateren ook dat het medisch tuchtrecht op grond van de Wet BIG mogelijk meer bescherming biedt dan dat van het SKJ (Kwaliteitsregister jeugd).

Een belangrijke rode draad tijdens de najaarsvergadering betrof de vraag of er sprake is van overconsumptie van mentale zorg door jongeren. Of maakt onze complexe maatschappij, met bijvoorbeeld toegenomen digitalisering en prestatiedruk, dat jongeren en hun ouders vaker dan voorheen aankloppen bij een therapeut? Er klonken kritische geluiden over de zorg die gemeenten soms inkopen. Voorop staat dat de meest kwetsbare kinderen en gezinnen op dit moment onvoldoende ondersteuning krijgen.

De behoefte aan meer preventie klonk meerdere malen tijdens de jaarvergadering. In de jaarvergadering is gepleit voor meer en gestructureerder investeren in ondersteuning en equipering van ouders en scholen, voor het versterken van sport, muziek, kunst en voor een prettige en stimulerende leefomgeving. Want zoals het Afrikaanse gezegde luidt: It takes a village to raise a child. Het welzijn van de jeugd is een verantwoordelijkheid van ons allen. Laten we niet denken dat gemeenten dit vraagstuk eenvoudig voor ons gaan oplossen, of dat de volgende stelselwijziging vanuit het Rijk het ei van Columbus zal blijken. Op 26 mei praten wij in Groningen verder over dit complexe onderwerp met mensen uit praktijk en wetenschap tijdens de Aletta Dive over de Jeugdzorg. Voor meer informatie, klik hier.

Brigit Toebes is hoogleraar gezondheidsrecht en wetenschappelijk directeur van de Aletta Jacobs School of Public Health.

Karine van ‘t Land is arts Maatschappij + Gezondheid, voorzitter van KAMG en docent aan de Aletta Jacobs School of Public Health.

 

 

Lees verder